Informatie over (hoog)begaafde en
dubbel bijzondere leerlingen

Hoogbegaafde leerlingen:

Er is geen eenduidige wetenschappelijke definitie van (hoog)begaafdheid. De definitie die hieronder wordt gegeven is consistent met de belangrijkste aspecten, waarover in de meest bekende theorieën en modellen consensus bestaat, of waarin ze elkaar aanvullen.

Werkdefinitie (hoog)begaafdheid:
Op een gemiddelde populatie heeft 10 procent van de leerlingen kenmerken die kunnen duiden op (hoog)begaafdheid, waaronder:

Sterk potentieel:
(Hoog)begaafde kinderen beschikken over een in aanleg aanwezig potentieel om tot uitzonderlijke prestaties te komen, op één of meerdere begaafdheidsgebieden, waaronder indicaties die duiden op een hoge intelligentie (Mönks, 1995).

Intrinsieke motivatie:
(Hoog)begaafde kinderen hebben een sterke intrinsieke motivatie (doorzettingsvermogen) om een taak te volbrengen wat zich onder andere uit in een sterke gedrevenheid wanneer iets hun interesse heeft (Renzulli, Mönks , 1995).

Creatief denkvermogen:
Daarnaast beschikken (hoog)begaafde kinderen over een creatief denkvermogen (Renzulli, Mönks 1995, Sternberg ).

Zijnskenmerken:
(Hoog)begaafde kinderen laten de volgende persoonseigenschappen zien die (mede) hun 'zijn' bepalen, zoals perfectionisme (de lat hoog leggen), kritische instelling, groot rechtvaardigheidsgevoel en gevoeligheid/sensitiviteit (Kieboom, 2016).

Intensiteit/hoog zelfbewustzijn:
Intensiteit, non-conformiteit en een hoge mate van zelfbewustzijn behoren eveneens tot de eigenschappen van (hoog)begaafden (Silverman, 1993).

Hoogbegaafdheid is daarnaast:

Domeinspecifiek:
(Hoog)begaafdheid is domeinspecifiek en een leerling kan dus ook begaafd zijn in één domein, bijvoorbeeld in taal of in rekenen/wiskunde (Gardner, Heller en Gagné).

Meer-dimensioneel:
(Hoog)begaafdheid is geen eendimensionaal begrip dat is uit te drukken in een criterium als een IQ hoger dan 130. Een hoge score is wel een sterke indicatie van een hoge intelligentie, maar een lagere score sluit dit niet uit. (Hoog)begaafdheid omvat in ieder geval meer dan een hoge intelligentie en intelligentie omvat meer dan een IQ-test meet
(Gardner, Sternberg).

Dynamisch:

De ontwikkeling van talent is een langdurig en dynamisch proces. Zowel persoonlijkheidseigenschappen als de interactie met de omgeving zijn mede bepalend voor de mate waarin het aanwezige potentieel tot zijn recht komt (Mönks 1995, Heller en Gagné )

Bron: www.slo.nl

 

Dubbel bijzondere leerlingen

Een deel van de leerlingen met kenmerken van begaafdheid heeft ook kenmerken van leer- en/of gedragsproblemen. Deze leerlingen noemen we dubbel bijzonder. De leer- en gedragsproblemen die kunnen voorkomen bij begaafde leerlingen zijn niet anders dan bij andere leerlingen. Het gaat voornamelijk om een combinatie van hoogbegaafdheid met een:

  • stoornis binnen het autismespectrum (ASS);
  • aandachtstekortstoornis met of zonder hyperactiviteit (AD(H)D);
  • specifieke leerstoornis, zoals dyslexie of dyscalculie;
  • emotionele stoornis, bijvoorbeeld een depressie.

Trail (2011) stelt dat juist door de combinatie van begaafdheid en op een andere manier speciaal zijn de begaafde leerling complexe gevolgen ervaart. Deze gevolgen zien we niet bij leerlingen die alleen begaafd zijn of alleen een stoornis hebben. Juist de combinatie kan invloed hebben, afhankelijk van het soort stoornis, op de volgende vijf wezenlijke domeinen:

  • academische prestaties;
  • leerstijl;
  • intrapersoonlijk inzicht;
  • interpersoonlijke relaties;
  • zelfactualisatie.

 

Het herkennen van de dubbel bijzondere leerling wordt bemoeilijkt doordat de begaafdheid en de stoornis elkaar compenseren of maskeren." (Webb, Amend, Webb, Goerss, Beljan, & Olenchak, 2005)

We onderscheiden vier subgroepen binnen de groep begaafde leerlingen met leer- en/of gedragsproblemen:

  • zowel de begaafdheid als de leer- en/of gedragsproblemen zijn zichtbaar en worden opgemerkt;
  • de begaafdheid is opgemerkt maar deze compenseert voor de aanwezig leer- en/of gedragsproblemen waardoor deze niet of later worden opgemerkt;
  • de leer- en/of gedragsproblemen zijn opgemerkt maar deze maskeren de begaafdheid, waardoor deze niet of later wordt opgemerkt;
  • zowel de begaafdheid als de leer- en/of gedragsproblemen zijn niet opgemerkt. Deze compenseren en maskeren elkaar waardoor de leerling gemiddeld lijkt te functioneren.

Daarnaast is er een groep begaafde leerlingen die lijdt onder de door Webb (2005) beschreven vormen van misdiagnose: begaafde leerlingen zonder leer- en/of gedragsproblemen, waarbij de begaafdheid niet is opgemerkt, maar waarbij kenmerken van begaafdheid, zoals snel afgeleid zijn door interessante zaken, onterecht gelabeld zijn als kenmerken van een leer- of gedragsprobleem, zoals een concentratieprobleem.
Het is voor de dubbel bijzondere leerling belangrijk om in al hun problematieken herkend te worden, zodat ze passende interventies krijgen om hun potentieel optimaal te ontwikkelen. Als een leerling kenmerken heeft van begaafdheid of een leer- en/of gedragsprobleem, maar interventies zorgen nog niet voor het gewenste resultaat, dan kan het waardevol zijn om te laten onderzoeken of er sprake is van een dubbel bijzondere leerling.

De dubbel bijzondere leerling kan belemmeringen en uitdagingen ervaren op de volgende gebieden:

  • emotionele ontwikkeling;
  • sociale ontwikkeling;
  • werkhouding;
  • zintuiglijke verwerking;
  • spraak en/of taal;
  • lezen en/of spelling;
  • rekenen.

Deze belemmeringen en uitdagingen uiten de leerlingen door bepaald gedrag wat vaak de eerste aanleiding is om de dubbel bijzondere leerling beter te bekijken en te herkennen.

Bron: www.slo.nl

.